U kunt afbeeldingen uitlijnen op de dichtstbijzijnde rasterlijn in de weergave.
| Het formaat van een afbeelding in een afdrukweergave wijzigen |
|
| 1 | Klik op de knop Formaat wijzigen |
| 2 | Kies een van de volgende opties: |
| • | Percentage van origineel — het formaat van een afbeelding wijzigen door een percentage in te voeren in de vakken Breedte of Hoogte. |
| • | Ware / afdrukgrootte — het formaat van een afbeelding wijzigen door de afmetingen in te voeren in de vakken Breedte of Hoogte zonder de hoogte-breedteverhouding te wijzigen. |
U kunt het formaat van de afbeelding ook wijzigen door een hoekhendel te verslepen.
| Randen gebruiken in een afdrukweergave |
|
| 1 | Kies Beeld |
| 2 | Schakel het selectievakje Randen gebruiken in en typ of stel waarden in voor Dikte horizontale rand en Dikte verticale rand. |
| De standaardrandbreedte is 1,27 centimeter (0,5 inch). |
| 3 | Klik op OK. |
Als u afbeeldingen wilt vergroten of verkleinen zodat ze in de betreffende cellen passen, schakelt u het selectievakje Passend maken in.
| Het raster weergeven |
|
| • | Kies Beeld |
| Afbeeldingen uitlijnen op het raster |
|
| • | Kies Beeld |
| Rasterinstellingen in de afdrukweergave wijzigen |
|
| 1 | Kies Beeld |
| Het dialoogvenster Opties voor afdrukweergave wordt geopend. |
| 2 | Schakel een van de volgende selectievakjes in het groepsvak Instellingen voor raster in. |
| • | Raster weergeven — toont het raster. |
| • | Uitlijnen op raster — afbeeldingen naar rasterlijnen laten springen wanneer u de afbeeldingen plaatst. |
| Opmerking: Als u het selectievakje Raster weergeven hebt ingeschakeld, kunt u het selectievakje Puntraster selecteren om een raster met stippellijnen te gebruiken in plaats van een raster met ononderbroken lijnen. |
|
Klik in het gebied Rasterkleur en kies een kleur uit het kleurenpalet.
|
|
|
Geef waarden op in de vakken Horizontale afstand en Verticale afstand.
|
| Een aangepaste indeling als sjabloon opslaan |
|
| 1 | Klik op de knop Sjabloon opslaan |
| Het dialoogvenster Opslaan verschijnt. |
| 2 | Typ in het veld Naam een naam voor de nieuwe sjabloon. |
| Schakel het selectievakje Met afbeeldingen opslaan in om koppelingen naar afbeeldingen met de sjabloon op te slaan. |
| 3 | Klik op OK. |
| Een afbeelding in een weergave roteren |
|
| 1 | Selecteer de afbeelding. |
| 2 | Kies Afbeelding en kies vervolgens een van de volgende opdrachten: |
| • | Rechtsom roteren |
| • | Linksom roteren |
| Een afbeelding in een weergave plaatsen |
|
| • | Sleep de afbeelding naar een nieuwe positie op de pagina. |
Copyright 2013 Corel Corporation. Alle rechten voorbehouden.