Werken met tekenpunten

Tekenpunten zijn vierkante punten op lijn- en curveobjecten. U kunt de vorm van een lijn- of curveobject wijzigen door een of meer tekenpunten te slepen.

Tekenpunten hebben nul, een of twee stuurlijnen. De lengte en richting van de stuurlijnen bepalen de vorm van de contour op dat tekenpunt. De rechte of gebogen lijn tussen twee tekenpunten is een lijnsegment. Er zijn vier typen tekenpunten: symmetrische, asymmetrische, vectorhoeken en vloeiende tekenpunten.

U kunt symmetrische tekenpunten gebruiken als u vloeiende bogen aan beide zijden van een tekenpunt wilt maken. Wijzigingen in één stuurlijn worden gespiegeld door de andere stuurlijn.

U kunt asymmetrische tekenpunten gebruiken als u de curve aan weerszijden van het tekenpunt wilt variëren maar een vloeiende boog door het tekenpunt wilt behouden. U kunt de lengte van elke stuurlijn aanpassen, maar niet de richting.

Met vectorhoeken kunt u tekenpunten maken die sterk van richting moeten veranderen. U kunt de lengte en richting van elke stuurlijn apart aanpassen.

U kunt vloeiende tekenpunten gebruiken voor een vloeiende overgang tussen rechte en gebogen lijnsegmenten.

U kunt een tekenpunt selecteren om het te bewerken, of u kunt het verplaatsen. Wanneer u een tekenpunt verplaatst, wordt de vorm van een vectorobject gewijzigd. Als een object meer dan één contour heeft, kunt u alle bijbehorende tekenpunten verplaatsen. U kunt ook het pad verplaatsen als u het hele object wilt verplaatsen. U kunt de contour van een vectorobject wijzigen door tekenpunten langs een pad toe te voegen, samen te voegen of te verwijderen.

U kunt tekenpunten op een contour samenvoegen met behoud van de lijnsegmenten aan elke zijde. De lijnsegmenten worden gecombineerd tot één lijnsegment tussen de resterende tekenpunten. Als de contour op het tekenpunt gebogen is, zal Corel PaintShop Pro proberen de curve te handhaven.

U kunt ook een tekenpunt verwijderen als u het tekenpunt en de lijnsegmenten aan elke zijde wilt verwijderen.

Een tekenpunt selecteren Naar boven

Werkvlak Bewerken 

 

Houd Shift ingedrukt en klik op de tekenpunten.
Houd de Shift-toets ingedrukt en druk op [ of ].
Houd Shift ingedrukt en klik op het tekenpunt.

*

U kunt het geselecteerde knooppunt gemakkelijker bekijken door te klikken op het pictogramZichtbaarheid in het palet Lagen naast het vectorobject waarmee u werkt. Hiermee worden de opvulling en omlijning van het object verborgen. Zie Lagen weergeven voor meer informatie over het weergeven en verbergen van lagen.

*

Begin- en eindtekenpunten zijn gemakkelijk te vinden. Bij de cursor verschijnt de tekst 'START' of 'EINDE' wanneer u de cursor boven het tekenpunt houdt. Als de vorm gesloten is, verschijnt de aanduiding 'SLUITEN' naast de cursor.

Een tekenpunt verplaatsen Naar boven

Werkvlak Bewerken 

*

Als u tijdens het slepen Shift ingedrukt houdt, kunt u de lijnsegmenten van een tekenpunt beperken tot sprongen van 45 graden.

Een tekenpunt toevoegen aan een contour Naar boven

Werkvlak Bewerken 

Een nieuw begin- of eindtekenpunt toevoegen Naar boven

Werkvlak Bewerken 

Een of meer tekenpunten samenvoegen Naar boven

Werkvlak Bewerken 

Tekenpunten transformeren Naar boven

Werkvlak Bewerken 

Een curve aanpassen met de stuurlijnen van een tekenpunt Naar boven

Werkvlak Bewerken 

*

Als u de stuurlijnen wilt inperken tot vaste hoeken (steeds met 45 graden), houdt u Shift ingedrukt terwijl u sleept.

Een curve rechttrekken tussen twee tekenpunten Naar boven

Werkvlak Bewerken 

Een tekenpunt verwijderen Naar boven

Werkvlak Bewerken 

*

Als u een tekenpunt in het midden van een open contour verwijdert, wordt het vectorobject in twee aparte contouren gesplitst. Verwijdert u een tekenpunt in een gesloten contour, dan wordt de contour geopend.


Feedback
Was deze pagina nuttig? Stuur feedback. (Internetverbinding vereist.)


Copyright 2013 Corel Corporation. Alle rechten voorbehouden.