U kunt de contouren en paden van vectorobjecten bewerken. U kunt contouren aan elkaar koppelen door de eindpunten met elkaar te verbinden. U kunt ook de richting van paden en contouren omkeren. Een contour loopt van het begintekenpunt naar het eindtekenpunt. Wanneer u de muisaanwijzer op het begintekenpunt plaatst, verschijnt het bericht BEGIN ernaast. Wanneer u de muisaanwijzer op het eindtekenpunt plaatst, verschijnt het bericht EIND. Als het object een gesloten pad heeft, verschijnt het bericht SLUITEN.
Zie Lijnen en curven wijzigen voor meer informatie over de verschillende typen tekenpunten.
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
Alle tekenpunten in het object worden weergegeven.
|
4 |
Selecteer het begin- of eindtekenpunt van de eerste contour die u wilt verbinden. |
Opmerking: U kunt alleen contouren in hetzelfde object verbinden.
|
5 |
Houd Shift ingedrukt terwijl u het begin- of eindtekenpunt van de tweede contour selecteert. |
|
6 |
Klik met de rechtermuisknop en kies Bewerken |
U kunt contouren ook handmatig verbinden. Sleep een tekenpunt op de eerste contour over het begin- of eindtekenpunt van de tweede contour. Laat de muisknop los zodra u HOEKPUNT naast de cursor ziet.
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
|
4 |
Klik met de rechtermuisknop op een tekenpunt en kies Bewerken |
Het pad of de contour wordt verbroken en er wordt een nieuw tekenpunt boven op het huidige tekenpunt toegevoegd. Het tekenpuntvierkantje verandert in een tekenpunt-op-tekenpunt-indicator
.
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
|
3 |
Houd Shift ingedrukt en beweeg de muisaanwijzer over de contour tot ernaast de tekst SUB verschijnt. |
U kunt een contour ook verplaatsen door op een tekenpunt te dubbelklikken zodat alle tekenpunten worden geselecteerd, en vervolgens een van de tekenpunten te slepen.
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
Als u meerdere contouren wilt omkeren, selecteert u één tekenpunt van elke contour.
|
5 |
Klik met de rechtermuisknop op het pad of de contour, kies Bewerken en kies vervolgens een van de volgende opties: |
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
|
4 |
Kies Objecten |
|
|
Dupliceren — kopieert de geselecteerde contour en plakt deze direct op de oorspronkelijke contour. |
|
|
Dupliceren en verschuiven — kopieert de geselecteerde contour en plakt deze enigszins verschoven ten opzichte van de oorspronkelijke contour. De standaardverschuiving is 10 pixels in de X- en Y-richting. |
U kunt de verschuiving ten opzichte van de originele contour aanpassen door de instellingen te wijzigen in de besturingselementen Duplicatie X en Duplicatie Y op het palet Opties voor gereedschap.
|
2 |
Klik in het palet Opties voor gereedschap op de knop Bewerkingsmodus |
|
5 |
Druk op Delete. |
U kunt een pad niet verwijderen. Een pad wordt verwijderd wanneer het desbetreffende object of alle contouren van het object worden verwijderd.
Copyright 2012 Corel Corporation. Alle rechten voorbehouden. Juridische kennisgeving.