Patronen gebruiken
U kunt patronen verven, tekenen of vullen om aantrekkelijke effecten te maken. Corel PaintShop Pro beschikt over vele patronen waaruit u kunt kiezen (zoals bakstenen, glas-in-lood en zebrastrepen). U kunt ook patronen maken van een afbeelding of deel van een afbeelding.
Met patronen voegt u een artistiek cachet toe aan uw afbeeldingen. U kunt penseelstreken met patronen aanbrengen, objecten met patroonvullingen of -randen maken en tekst met patronen maken. U kunt patronen gebruiken om briefpapier te maken of om naast elkaar geplaatste afbeeldingen voor internetpagina's te maken. Patronen zijn vooral handig voor projecten waarvoor een aantrekkelijke achtergrond vereist is, bijvoorbeeld cd-hoesjes, kalenders of wenskaarten.
Wat is het verschil tussen patronen en texturen?
Op het palet Materialen kunt u zowel een patroon als een textuur selecteren als deel van een materiaal. Wat is het verschil tussen deze twee?
Een patroon is een ondoorzichtige, herhaalde afbeelding met specifieke kleuren en details. Een patroon is een stijl, net zoals een effen kleur of verloop. Patronen gebruiken niet de huidige voor- of achtergrondkleuren. Als u bijvoorbeeld het patroon Bakstenen selecteert en penseelstreken aanbrengt met het gereedschap Penseel, wordt met elke penseelstreek een baksteenpatroon geverfd.
Met een textuur lijkt het alsof uw afbeelding een doek of papier met textuur is. Texturen gebruiken de huidige stijl (bijvoorbeeld een effen kleur). Als u bijvoorbeeld de textuur Gekreukt papier selecteert en de voorgrondkleur geel is, verft u met elke penseelstreek geel met de textuur van gekreukt papier.
Texturen kunnen gelijktijdig met effen kleuren, verlopen of patronen worden toegepast. Dit betekent dat een patroon en een textuur tegelijk geselecteerd kunnen zijn.
Zie de Help voor meer informatie over patronen.
| Het huidige patroon toepassen |
Werkvlak Bewerken
• |
Klik op het palet Materialen op de knop Patroon |
Het laatst gekozen patroon wordt actief. |
| Een patroon kiezen |
Werkvlak Bewerken
1 |
Voer een van de volgende handelingen uit op het palet Materialen:
|
• |
Klik op Eigenschappen van voorgrond en streek om een
voorgrondpatroon te kiezen.
|
• |
Klik op Eigenschappen van achtergrond en vulling om een
achtergrondpatroon te kiezen.
|
Het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal wordt geopend. |
2 |
Klik op het tabblad Patroon.
|
3 |
Klik op de vervolgkeuzelijst Patroon om miniatuurweergaven van de
beschikbare patronen weer te geven.
|
4 |
Kies een patroon.
|
De vervolgkeuzelijst wordt gesloten en de naam van het patroon wordt bovenaan weergegeven. |
5 |
Pas de volgende opties aan:
|
• |
Hoek — bepaalt de hoek (of richting) van het patroon, van 0 tot
en met 359 graden.
|
• |
Schaal — bepaalt de schaal (van 10 tot 250) van de ware grootte
van de afbeelding. Bij lagere waarden wordt de afbeelding vaker in
het patroon herhaald. Bij hogere waarden wordt de afbeelding
mogelijk bijgesneden of kunnen detailverlies en wazigheid
optreden.
|
6 |
Klik op OK.
|
U kunt ook de hoek van het patroon wijzigen door in het
dialoogvenster Eigenschappen van materiaal de wijzer op het
patroon te verslepen.
|
| De actieve afbeelding of een selectie als patroon gebruiken |
Werkvlak Bewerken
1 |
Open de gewenste afbeelding.
|
2 |
Als u een deel van de afbeelding als patroon wilt gebruiken, maakt u
een selectie in de afbeelding.
|
Het patroon wordt weergegeven in de vervolgkeuzelijst Patroon op het tabblad Patroon van het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal. |
| Een afbeelding als patroon gebruiken |
Werkvlak Bewerken
1 |
Maak een afbeelding in Corel PaintShop Pro of een andere
toepassing.
|
2 |
Sla de afbeelding op in de map Patronen van de
Corel PaintShop Pro-programmamap of in de map
Mijn documenten/Mijn PSP-bestanden/Patronen.
|
Het patroon wordt weergegeven in de vervolgkeuzelijst Patroon op het tabblad Patroon van het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal. |
Als u de standaardlocatie van patroonbestanden wilt wijzigen,
klikt u in het dialoogvenster Eigenschappen van materiaal op de
knop Bestandslocaties in de |